CRvB: toekenning kinderbijslag door SvB in Chavez-zaak dwingt gemeente niet tot bijstandsverlening

Dee gemeente heeft de aanvraag voor bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) afgewezen, omdat vreemdelinge niet voldoet aan de gestelde voorwaarden. De vreemdelinge heeft een herzieningsverzoek ingediend en aangevoerd dat zij afgeleid verblijfsrecht ontleent aan de nationaliteit van haar zoon. Het college heeft ook deze aanvraag afgewezen. Vreemdelinge klaagt dat de afwijzing van haar herzieningsverzoek evident onredelijk is, omdat uit het arrest Chavez-Vilchez volgt dat zij van rechtswege een afgeleid verblijfsrecht in Nederland had.

De Raad oordeelt als volgt. Aan het herzieningsverzoek heeft vreemdelinge ten grondslag gelegd dat haar een afgeleid verblijfsrecht toekomt, zoals blijkt uit het arrest Chavez-Vilchez en dit heeft zij onderbouwd met een proces-verbaal van de zitting van de Raad van een zaak tussen vreemdelinge en Sociale verzekeringsbank (Svb). Hieruit blijkt dat de Svb heeft vastgesteld dat vreemdelinge op grond van het arrest Chavez-Vilchez recht heeft op kinderbijslag. Vreemdelinge verblijft ten tijde van de uitspraak in België. Sinds wanneer vreemdelinge in België verblijft is onbekend. Haar zoon stond tot 24 mei 2018 bij zijn oma in Nederland ingeschreven en deze oma heeft sinds het tweede kwartaal van 2012 de kinderbijslag ontvangen. Naar het oordeel van de Raad heeft de gemeente zich terecht op het standpunt gesteld dat het arrest Chavez-Vilchez niet kan worden aangevoerd als nieuw gebleken feit of veranderde omstandigheid in de zin van art. 4:6 Awb. Uit wat vreemdelinge aanvoert, kan niet worden afgeleid dat het eerder genomen besluit onmiskenbaar onjuist was. Dat de Svb het afgeleide verblijfsrecht van vreemdelinge wel erkent, maakt dit niet anders. Het gaat in die zaak bovendien om een schikking en niet om een bestuurlijk oordeel op basis van een onderzoek naar en waardering van de relevante feiten. De gemeente heeft een zelfstandige taak om het verblijfsrecht van vreemdelinge vast te stellen bij de beoordeling van het recht op bijstand en is niet zonder meer gebonden aan (niet-)erkenning van dat verblijfsrecht door een ander bestuursorgaan. Het beroep is ongegrond.

Hoger beroep vreemdelinge ongegrond.
CRvB, 19 2738 PW, 8.3.22
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CRVB:2022:496