CRvB: vanwege leefgeld VidK geen aanvulling bijzondere bijstand moeder met illegale partner

Appellante woont samen met haar illegaal verblijvende partner en 4 minderjarige kinderen. Ze ontvangt een bijstandsuitkering, haar partner ontvangt leefgeld van Stichting Vluchtelingen in de knel. Appellante ontvangt bijstand naar de norm voor een alleenstaande ouder (70%). Omdat haar illegale partner als toeslagpartner staat geregistreerd, komt zij niet in aanmerking voor een verhoging van het kindgebonden budget (ALO-kop). Om die reden wordt de bijstand over het jaar 2016 afgestemd met toepassing van art. 18, lid 1 Participatiewet.

Op 16 februari 2017 heeft appellante opnieuw bijzondere bijstand aangevraagd voor een aanvulling op haar algemene bijstand vanaf 1 januari 2017. Deze aanvraag is afgewezen. Aangezien appellante voldoende inkomsten heeft, bestaat geen aanleiding voor een verdere afstemming tot 90%. In de bodemzaak is uitsluitend in geschil of het college de bijstand van appellante had moeten aanvullen tot 90% van de gehuwdennorm. Appellante heeft aangevoerd dat haar inkomen onvoldoende toereikend is om te voorzien in de noodzakelijke kosten van het bestaan van haar en haar kinderen.

De Raad overweegt dat op grond van artikel 18, eerste lid, van de PW het college gehouden is de bijstand en de daaraan verbonden verplichtingen af te stemmen op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de belanghebbende. Volgens vaste rechtspraak (uitspraak van 28 juli 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:2492) is voor een dergelijke individuele afstemming van de bijstand slechts plaats in zeer bijzondere situaties.

De Raad komt tot het oordeel dat op basis van de ingebrachte opstelling van inkomsten en vaste lasten van appellante, is gebleken dat er geen rekening is gehouden met de middelen van haar illegaal verblijvende partner, waarmee hij kan bijdragen in de kosten van levensonderhoud van het gezin. Zelfs als rekening zou worden gehouden met de door appellante gepresenteerde aflossingen van haar schulden, dan zijn de inkomsten van appellante, samen met de middelen van haar partner, nog steeds hoger dan de door haar gepresenteerde vaste lasten.

Gelet op het voorgaande heeft appellante niet aannemelijk gemaakt dat zij vanaf 1 januari 2017 verkeerde in een zeer bijzondere situatie. Voor het college bestond in dit geval daarom geen aanleiding de bijstand van appellante nader af te stemmen en aan te vullen tot 90% van de bijstandsnorm voor gehuwden.

Hoger beroep ongegrond.
CRvB 18 472 PW, 8.10.19
https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:CRVB:2019:3182