Gerechtshof : geen vervolging meer voor overtreding inreisverbod

De De HR heeft op 27 november 2018 een prejudiciële vraag gesteld aan het HvJ EU, over de strafbaarheid van verblijf met een inreisverbod.
Naar het Hof ambtshalve bekend is, is in reeds aanhangig gemaakte zaken tegen derdelanders - op wie Terugkeerrichtlijn van toepassing is en die worden verdacht zich schuldig te hebben gemaakt aan ‘verblijf met inreisverbod’ de behandeling voor onbepaalde tijd aangehouden. Nieuwe zaken zijn over het algemeen niet bij de rechter aangebracht.

Het is niet waarschijnlijk dat het HvJEU de prejudiciële vraag op afzienbare termijn zal beantwoorden. Voorts kan worden geconstateerd dat sinds het tenlastegelegde inmiddels langere tijd is verstreken. Het misdrijf is van relatief geringe ernst, in die zin dat geen concrete personen slachtoffer daarvan (kunnen) zijn en ten hoogste zes maanden gevangenisstraf kan worden opgelegd. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat het OM zelf van mening is dat met voortzetting van de vervolging redelijkerwijs geen enkel strafrechtelijk belang meer is gediend en voortzetting van die vervolging thans niet opportuun is, zal het hof het OM - zoals gevorderd - in die vervolging niet-ontvankelijk verklaren.

Gerechtshof Amsterdam, 23-001790-14, 24.5.19
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHAMS:2019:1736