Rb: afweging toelating langdurig verblijvende jongvolwassene (26jr) bij legale moeder

Deze jongvolwassene beoogt verblijf bij zijn moeder (referente), die sinds 2015 NLse is.

Verweerder wordt niet gevolgd in zijn stelling dat eiser, doordat hij een aantal jaren bij zijn grootmoeder heeft verbleven vanwege het vertrek van referente naar Nederland, niet altijd feitelijk tot het gezin van referente heeft behoord. De rb neemt hierbij in aanmerking dat eiser in die periode minderjarig was en heeft aangegeven dat zijn moeder hem in deze periode meerdere keren per week belde en zij de belangrijke beslissingen die op hem betrekking hadden nam. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd waarom in dit geval sprake is van een zeer uitzonderlijke situatie op grond waarvan de gezinsband beëindigd zou zijn.

Nu de gezinsband niet als verbroken kan worden beschouwd ligt de stelplicht en bewijslast bij verweerder om tot verbreking van de gezinsband te concluderen. Voor zover verweerder zich beroept op de relatie van eiser met zijn vriendin als onderbouwing van een verbreking van de gezinsband, is het besluit niet deugdelijk gemotiveerd. Niet iedere relatie van een jongmeerderjarige is een contra-indicatie voor het aannemen van een feitelijke gezinsband tussen hem en zijn ouders. Gelet op het arrest Butt  staat eisers leeftijd (26 jaar) er niet aan in de weg om te worden aangemerkt als jongvolwassene. Uit dit arrest volgt immers dat geen sprake is van een strikte leeftijdsgrens voor dit beleid.

De keuze om naar Nederland te komen en hier te verblijven zonder verblijfsrecht is in de eerste plaats de keuze van referente. Ook overweegt de rb dat verweerder de omstandigheid dat eiser bij binnenkomst in Nederland aan de voorwaarden voldeed voor het verlenen van een verblijfsvergunning voor verblijf bij zijn moeder, bij de belangenafweging had dienen te betrekken.

Verweerder heeft niet onderzocht of bij terugkeer naar Kaapverdië mogelijk sprake zal zijn van 'social and professional difficulties', zoals in het arrest Butt. Eiser verblijft inmiddels bijna dertien jaar in Nederland. In deze periode heeft hij banden opgebouwd met Nederland en zijn de banden met Kaapverdië afgenomen. Dat eiser bekend is met de taal en cultuur van zijn land van herkomst en dat hij daar familie heeft, is onvoldoende om aan te nemen dat geen sprake zal zijn van 'social en professional difficulties'. Verweerder dient dat nader te motiveren.

De rb verwijst tot slot naar de EHRM-zaak A.A. - VK. Verweerder heeft niet een geïntegreerde beoordeling onder art. 8 EVRM toegepast, maar onderscheid gemaakt tussen familieleven en privéleven en zich bovendien op het standpunt gesteld dat er privéleven is, maar dat in dat kader opgebouwde sociale netwerk inherent is aan een verblijf van meerdere jaren in Nederland. Verweerder heeft ten onrechte niet bij de belangenafweging betrokken dat dit sociale netwerk tevens ziet op de persoonlijke banden met referente en onvoldoende gemotiveerd welk gewicht aan die banden toekomt. Beroep gegrond.

VK Rb Amsterdam, AWB 19/164, AWB 19/165, 26.7.19