Rb: Eendagstoets in nieuw hasa-beleid mocht zonder overgangsrecht worden ingevoerd

De vreemdeling heeft een opvolgende asielaanvraag ingediend. Deze aanvraag is afgedaan in de Eendagtoets procedure (EDT-procedure), waarbij de aanvraag niet-ontvankelijk is verklaard omdat er geen sprake is van nieuwe elementen of bevindingen. De vreemdeling stelt (ter zitting) dat het nieuwe beleid kennelijk onredelijk is. Zo is geen sprake van overgangsrecht en kan ervoor worden gekozen om niet te horen in de EDT-procedure.

De rechtbank overweegt als volgt. Volgens zijn beleid weergeven in paragraaf C1/2.9 Vc kan de staatssecretaris in de EDT-procedure een opvolgende aanvraag in het geval waarbij een beroep is gedaan op de gestelde verslechterde algemene veiligheidssituatie in zijn land van herkomst en de staatssecretaris de beoordeling kan doen o.g.v. informatie die uit de openbare bronnen beschikbaar is, afzien van horen. Dit beleid (gewijzigd bij WBV 2019/9) is in werking getreden met ingang van 1 juli 2019. Omdat overgangsrecht ontbreekt, heeft WBV 2019/9 en het daarin vervatte gewijzigde beleid t.a.v. paragraaf C1/2.9 onmiddellijke werking.

Dit beleid (daaronder begrepen de onmiddellijke werking daarvan, dus ook de gelding daarvan t.a.v. opvolgende aanvragen die zijn ingediend voor 1 juli 2019) komt de rechtbank niet onredelijk voor. De rechtbank acht dit ook niet in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel. Daarbij is van belang dat dit beleid geen strijd oplevert met de Procedurerichtlijn. De staatssecretaris heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat geen sprake is van nieuwe elementen of bevindingen.

Rb Haarlem, NL19.17511, 26.8.19