Rb: intrekking vergunning na 50jr is in strijd met recht op privéleven, zelfs bij strafblad

De rechtbank is van oordeel dat verweerder op juiste wijze toepassing heeft gegeven aan de glijdende schaal nu eiser in totaal tot bijna 18 jaar gevangenisstraf is veroordeeld voor gewelds- en drugsdelicten en zedenmisdrijven. Ook de jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) laat ruimte voor verblijfsbeëindiging na een periode van zeer lang verblijf. Zo komt het Hof in de zaak Gezginci tegen Zwitserland (9 december 2010, nr. 16327/05) ondanks een verblijf van dertig jaar tot de conclusie dat uitzetting gerechtvaardigd is, zelfs indien er geen sprake is van ernstige strafbare feiten.

Vervolgens is de vraag of de intrekking in strijd is met het Vb 2000 waarin is bepaald dat geen intrekking plaatsvindt indien dit in strijd zou zijn met artikel 8 van het EVRM.... Niet in geschil is dat eiser privéleven heeft in de zin van artikel 8 van het EVRM op grond van bijna 50 jaar rechtmatig verblijf in Nederland.

De rechtbank is van oordeel dat verweerder alle belangen kenbaar in zijn besluitvorming heeft betrokken. De rechtbank is evenwel, ondanks de grote ernst van de misdrijven en de gevolgen voor de slachtoffers, van oordeel dat verweerder zich niet op het standpunt heeft mogen stellen dat deze belangen zwaarder wegen dan de duur van het rechtmatig verblijf van eiser in Nederland. Het rechtmatig verblijf van bijna 50 jaar, mede gelet op de omstandigheid dat eiser hier op vierjarige leeftijd is gekomen, acht de rechtbank dermate lang dat de intrekking van de verblijfsvergunning disproportioneel moet worden geacht. Aldus is naar het oordeel van de rechtbank geen "fair balance" gevonden tussen het belang van de vreemdeling en het Nederlands algemeen belang, zodat sprake is van een ongerechtvaardigde inmenging in het privéleven in de zin van artikel 8 van het EVRM van eiser. Beroep gegrond.

Rb Groningen 19/1051, 15.11.19
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2019:12271