Rb (MK): geen naturalisatie met Chavez-vergunning

Volgens art. 8 RWN komt slechts die verzoeker in aanmerking voor het Nederlanderschap tegen wiens verblijf voor onbepaalde tijd geen bedenkingen bestaan. Volgens de Wet op het Nederlanderschap is een Chavez-verblijfsrecht naar zijn aard tijdelijk, omdat het is gebaseerd op het bestaan van een afhankelijkheidsverhouding met een minderjarige. Om die reden is dit verblijfsrecht een verblijfsrecht waarbij bedenkingen bestaan tegen het verblijf voor onbepaalde tijd, aldus de Handleiding. Uit Hofjurisprudentie kan worden afgeleid dat een Chavez-verblijfsrecht kan worden beschouwd als een soort restcategorie. Het is een afgeleid verblijfsrecht dat in het leven is geroepen om te voorkomen dat een (minderjarige) burger van de Unie geen gebruik kan maken van de rechten die horen bij het Unieburgerschap. Dit recht vervalt zodra de minderjarige meerderjarig wordt, of in ieder geval zodra de Unieburger niet langer afhankelijk is van de zorg van de derdelander. Gelet op deze omstandigheden, namelijk dat het Chavez-verblijfsrecht naar zijn aard tijdelijk is, een soort restcategorie is en dat afgeleide verblijfsrechten niet meetellen voor het verkrijgen van duurzaam verblijf o.g.v. de Verblijfsrichtlijn, heeft verweerder terecht gesteld dat bedenkingen bestaan tegen het verblijf voor onbepaalde tijd.
Beroep ongegrond.

Rb Amsterdam (mk), AMS 19/1728, 6.4.20