Rb: na Belgieroute is familiebezoek geen ‘terugkeer’, inreisverbod niet van kracht geworden

In 2018 is verzoekers asielaanvraag afgewezen en is aan hem een inreisverbod opgelegd. Hij is vervolgens in 2018 met een Nederlandse vrouw gehuwd, met wie hij in België is gaan wonen. In 2019 is verzoeker door de Belgische autoriteiten in het bezit gesteld van een verblijfsdocument als familielid van een Unieburger. Medio 2019 heeft hij een kort bezoek gebracht aan zijn familie in Libanon. Verzoeker, zijn vrouw en hun in 2019 geboren kind willen zich (weer) in Nederland vestigen. De aanvraag van verzoeker voor een verblijfsdocument waaruit zijn rechtmatig verblijf als familielid van een Unieburger blijkt is in behandeling genomen. Echter heeft verweerder in de tussentijd geen sticker 'Verblijfsaantekeningen Gemeenschapsonderdaan' in zijn paspoort en evenmin een sticker 'Verblijfsaantekeningen Algemeen.' De reden daarvoor is volgens verweerder dat sinds het bezoek aan Libanon het inreisverbod van kracht is en verzoeker daarom geen rechtmatig verblijf in Nederland kan hebben.

Aan de orde is de vraag of het familiebezoek dat verzoeker heeft gebracht aan Libanon, terwijl hij in het bezit van een EU-verblijfskaart was, moet worden aangemerkt als terugkeer i.d.z.v. de Terugkeerrichtlijn. Verzoeker heeft vanuit een legale verblijfspositie het familiebezoek aan Libanon afgelegd. Dat kan niet worden aangemerkt als 'gevolg geven aan een terugkeerverplichting’. Naar het voorlopig oordeel van de Vzr blijkt daarom niet dat jegens verzoeker een inreisverbod geldt.

Toewijzing verzoek: Verweerder moet de''Verblijfsaantekening Gemeenschapsonderdaan" met aantekening 'arbeid toegestaan/ twv niet vereist', die geldig blijft tot aan de bob, binnen één week na bekendmaking van deze uitspraak in het paspoort van verzoeker plaatsen.

Vzr VK Rb Den Haag zp Amsterdam, AWB 19/6509, 1.11.19