Rb: ondanks niet-geslaagd inburgeringsexamen weegt gezinsleven ouder Chinees paar zwaarder

De rechtbank is, met eiseres, van oordeel dat van de door verweerder gemaakte belangenafweging op meerdere onderdelen moet worden gezegd dat de van belang zijnde feiten en omstandigheden niet op de juiste wijze zijn betrokken en meegewogen. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.

Ten eerste is het gezinsleven tussen eiseres en referent in China ontstaan en hoofdzakelijk geïntensiveerd in China. Ook heeft eiseres voor haar bezoeken aan referent in Nederland altijd geldige visa voor kort verblijf gehad. In die perioden is de relatie tussen de beide echtgenoten natuurlijk verstevigd. Verweerder is met de aanvraag van eiseres niet voor een voldongen feit gesteld. De aanvraag van de mvv is ook vanuit China gedaan.

Ten tweede is de rechtbank, met eiseres, van oordeel dat verweerder onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt welk gewicht hij aan het concrete economische belang van de Nederlandse Staat bij de belangenafweging heeft toegekend. Volgens verweerder gaat het economische belang ook over de bescherming van de arbeidsmarkt en over door de overheid betaalde voorzieningen zoals onderwijs, gezondheidszorg en infrastructuur. Dit is echter onvoldoende geconcretiseerd en toegespitst op de specifieke situatie van eiseres en referent. Dat had wel gemoeten, te meer nu uit het dossier blijkt dat eiseres een pensioenuitkering heeft (van omgerekend € 795,-) en dat referent een WIA-uitkering ontvangt en inkomen uit arbeid geniet (van tezamen € 1.904,48 -). Daarnaast is van belang dat referent, ten tijde van het bestreden besluit, 63 jaar was en slechts enkele jaren verwijderd van het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd in Nederland.

Ten derde is de rechtbank, met eiseres, van oordeel dat verweerder de intensiteit van het gezinsleven tussen eiseres en referent en de binding met Nederland onvoldoende kenbaar heeft meegewogen.

Ten vierde is de rechtbank, met eiseres, van oordeel dat verweerder onvoldoende (kenbaar) gemotiveerd is ingegaan op de medische omstandigheden van referent. Uit het medisch dossier blijkt o.a. dat referent twee (goedaardige) tumoren in zijn hoofd heeft en dat hij lijdt aan chronische hoofdpijn en chronische spanningshoofdpijn. Er is ook een verdenking van migraine. Verder blijkt dat referent soms vluchtige suïcidale gedachten heeft, die worden getriggerd door de hoofdpijn. Bovendien is bij referent sprake van hypertensie, heeft hij sinds 2005 hartproblemen, en is hij astmatisch. Referent is een aantal keren in het ziekenhuis is opgenomen, laatstelijk in 2019 vanwege een hartinfarct. Deze medische klachten zijn niet nadrukkelijk aan de orde gekomen in het bestreden besluit. Gegeven deze omstandigheden is het naar het oordeel van de rechtbank niet onbegrijpelijk dat eiseres stelt dat vliegreizen voor referent steeds moeizamer gaat.

Gelet op al het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de belangenafweging op grond van artikel 8 van het EVRM een deugdelijke motivering en een zorgvuldige voorbereiding ontbeert. Beroep gegrond.

Rb Rotterdam AWB 20/3495, 21.10.21
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2021:11572