Rb: opheffing inreisverbod Afghaanse 1F’er, uitgezet in 2012

Eiser is op 22 oktober 2012 naar Afghanistan uitgezet. Hij heeft op 12 juli 2019 voor de tweede keer verzocht om opheffing van het inreisverbod. De afwijzing van dit verzoek beoordeelt de rechtbank in deze procedure.

Verweerder heeft ten onrechte het tijdsverloop sinds het vermeende plegen van de misdrijven (en het gedrag van eiser na het plegen van de misdrijf niet bij de beoordeling betrokken.....

Weliswaar heeft verweerder benoemd dat eiser inmiddels 73 jaar oud is en zijn laatste levensfase graag met zijn gezin wil doorbrengen, maar daaruit blijkt niet hoe verweerder deze omstandigheden in samenhang met de overige omstandigheden heeft gewogen. Verweerder heeft het feit dat de misdrijven waar eiser mede verantwoordelijk voor is gehouden, lange tijd geleden zijn gepleegd, namelijk in de periode van 1982 – 1989, niet kenbaar in de weging betrokken, en evenmin dat eiser zich sinds zijn aankomst in Nederland in 1994 tot aan zijn vertrek op 22 oktober 2012 goed heeft gedragen. Evenmin is gesteld of anderszins gebleken dat eiser tijdens zijn verblijf een houding heeft aangenomen die mogelijk aanleiding geeft tot de conclusie dat eiser nog immer een actuele bedreiging vormt. Ook is niet kenbaar betrokken dat eisers familieleden inmiddels allen de Nederlandse nationaliteit hebben en in Nederland en Duitsland woonachtig zijn en dat het inreisverbod bijna ten einde loopt.

Verweerder heeft onvoldoende deugdelijk gemotiveerd dat zowel afzonderlijk als ook in onderlinge samenhang bezien geen sprake is van dusdanig bijzondere omstandigheden dat het in stand laten van het inreisverbod in het geval van eiser niet onevenredig is.

Rb Haarlem AWB 20/127, 12.10.21
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2021:11202