Rb: recht op opvang tijdens beroepsfase bij hasa

In de zaak Gnandi heeft het HvJ besloten dat altijd schorsende werking moet gelden voor de rechtszaak over een terugkeerbesluit. Deze zaak gaat niet over een terugkeerbesluit maar betreft het beroep tegen een afwijzing van een opvolgende asielaanvraag, die niet tevens een terugkeerbesluit omvat. Uit het arrest Gnandi volgt dat een rechtsmiddel ook in die situatie van rechtswege schorsende werking heeft, omdat de afwijzing van een opvolgende asielaanvraag tot gevolg heeft dat het eerdere terugkeerbesluit herleeft. Zonder schorsende werking zou dat kunnen leiden tot uitvoering van dat terugkeerbesluit en daarmee tot verwijdering van de vreemdeling (punten 58-62 van het arrest Gnandi).

De rechtbank wijst er hierbij op dat het beroep tegen een terugkeerbesluit in de zin van artikel 6 van Richtlijn 2008/115/EG (PB 2008, L 348; de Terugkeerrichtlijn) van rechtswege schorsende werking moet hebben om aan de derdelander de verzekering te geven dat aan de vereisten van het beginsel van non-refoulement en artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: het Handvest) wordt voldaan (punt 56 van het arrest Gnandi). Dit geldt ook voor de situatie van beroep tegen een afwijzing van een opvolgende asielaanvraag waarbij in de eerste asielprocedure een terugkeerbesluit is genomen.

Uit het arrest Gnandi (punt 63) volgt verder dat een vreemdeling in afwachting van de uitkomst van een rechtsmiddel tegen de afwijzing van zijn asielverzoek door verweerder, daarnaast in beginsel het voordeel moet kunnen genieten van de rechten die voortvloeien uit Richtlijn 2003/9/EG (PB 2003 L 31; de Opvangrichtlijn; thans de Richtlijn 2013/33/EU; PB 2013, L 180; de herziene Opvangrichtlijn), en dus recht heeft op opvang.

De beroepsgrond slaagt in zoverre. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met artikel 6, zesde lid, van de Terugkeerrichtlijn.

Dat eiser geen opvang heeft gehad tijdens de beroepsprocedure, is een feitelijk gevolg dat naar zijn aard niet ongedaan kan worden gemaakt. ... De rechtbank ziet daarom aanleiding om te bepalen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven.

Rb Middelburg 18.10716, 1.8.18
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2018:9351