Rb: schadevergoeding voor ten onrechte uitzetting en mishandeling in Rusland

De eerdere asielaanvragen van de vreemdeling zijn afgewezen. Na haar uitzetting naar Rusland is zij direct gedetineerd en in detentie is zij mishandeld en verkracht. De vreemdeling is vervolgens teruggekeerd naar Nederland en o.g.v. de gebeurtenissen van na de uitzetting is haar een asielvergunning verleend. De vreemdeling vordert in deze procedure schadevergoeding en voert hiertoe o.a. aan dat haar uitzetting en de besluitvorming die daaraan vooraf is gegaan onrechtmatig is geweest. De staatssecretaris heeft het verzoek tot schadevergoeding afgewezen.

De rechtbank overweegt als volgt. Vanwege het absolute verbod van refoulement dient te worden beoordeeld of de staatssecretaris zich door de uitzetting van de vreemdeling naar Rusland, mede gelet op de besluitvorming voorafgaande aan de uitzetting, schuldig heeft gemaakt aan een schending van artikel 3 EVRM. De vreemdeling heeft in de derde (en laatste) asielprocedure zeven originele documenten en een deskundigenrapport van Chenciner overgelegd. Hoewel de authenticiteit van de documenten niet was vast komen te staan, had de deskundige van de vreemdeling verklaard dat de documenten ‘appear to be geniune and plausible’. Bewijs voor het tegendeel was er niet.

De staatssecretaris had dan ook bij twijfel hieraan de inhoud van de documenten moeten verifiëren. De staatssecretaris had in het kader van de Bahaddar-exceptie in elk geval een reële mogelijkheid moeten creëren voor nader onderzoek naar de documenten (rigorous scrutiny) en de vreemdeling niet daags na de uitspraak moeten uitzetten met alle gevolgen van dien. De staatssecretaris heeft in deze specifieke omstandigheden door zijn handelwijze het risico geaccepteerd dat een reëel risico op schending van artikel 3 EVRM zou plaatsvinden. De uitzetting van de vreemdeling is onrechtmatig geweest en het verzoek om schadevergoeding wordt toegewezen met dien verstande dat het onderzoek t.a.v. de schadeposten wordt heropend.

Rb Amsterdam (MK) AWB 18/8934, 2.10.19
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2019:10325