Rb: terecht naar VBL bij ingediende bezwaar en vovo na afwijzing art-64

De rechtbank is van oordeel dat verweerder aan eiser de vrijheidsbeperkende maatregel heeft mogen opleggen. Verweerder heeft de aanvraag van eiser om uitstel van vertrek afgewezen. Het terugkeerbesluit uit 2016 geldt nog steeds. Eiser heeft geen rechtmatig verblijf meer en geen recht meer op opvang en voorzieningen jegens het COa. Omdat eiser bezwaar heeft gemaakt en tijdig een verzoek om een voorlopige voorziening heeft ingediend mag hij de behandeling van het beroep in Nederland afwachten. Door de oplegging van deze maatregel wordt eiser alsnog opvang geboden.

Niet betwist is dat eiser niet beschikt over een vaste woon– of verblijfsplaats noch over voldoende middelen van bestaan. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat het belang van de openbare orde de oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 56 van de Vw 2000 vordert.

Ten aanzien van eiser stelling dat hij mogelijk recht heeft op opvang door het COa omdat sprake is van een medische noodsituatie, is de rechtbank van oordeel dat eiser, dit dient voor te leggen aan het COa.

Het beroep is ongegrond.
Rb Groningen NL23.3461, 14.3.23
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2023:3240