Rb: toelating zieke moeder die afhankelijk is van genaturaliseerde dochter met EU-verblijfsrecht

Verweerder heeft gesteld dat eiseres (moeder) en referente (volwassen dochter) geen rechten kunnen ontlenen aan de EU-Richtlijn Vrij Verkeer omdat referente door het verwerven van het Nederlanderschap hier niet langer onder valt.

De Rb oordeelt dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat er tussen eiseres en referente geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. Referente is enig kind van eiseres. Zij hebben dagelijks contact. Eiseres verblijft sinds 1998 twee keer per jaar gedurende drie maanden in Nederland bij referente en haar gezin op basis van een 'multiple-entry' visum. Verder blijkt uit de gedingstukken dat eiseres een pensioen krijgt van de Oekraïense overheid van slechts (ongeveer) € 67,- per maand. Dit is omgerekend $ 75,19 USD. Blijkens de door verweerder ingebrachte informatie is dit onder het minimumloon van $133,- per maand en nog net boven de armoedegrens in Oekraïne van $ 66,20 per maand. Gebleken is dat referente per maand € 150,- per maand overmaakt aan haar moeder. Referente heeft voorts verklaard dat eiseres een sterk verhoogde bloeddruk, trombose en hartproblemen heeft. Alle medicatie dient door eiseres zelf te worden betaald, maar zij heeft daarvoor de middelen niet.

Hieruit kan worden afgeleid dat eiseres in zeer belangrijke mate financieel afhankelijk is van referente. Voorts is door verweerder niet weersproken dat eiseres geen sociaal netwerk heeft in Oekraïne. Het ter zitting ingenomen standpunt van verweerder dat eiseres voor ondersteuning op zoek kan gaan naar bijvoorbeeld een kerkelijke instelling, acht de rb in dit verband niet substantieel. Beroep gegrond.

VK Rb Utrecht, AWB 18/9790, 19.7.19