Rb: twijfel toegankelijkheid bijzondere nierzorg Nigeria

De rechtbank stelt vast dat in het BMA rapport staat vermeld dat bij het uitblijven van de voor eiser in het rapport genoemde behandeling een medische noodsituatie op korte termijn valt te verwachten, aangezien het uitblijven van hemodialyse in het geval van eiser reeds binnen enkele dagen tot een week direct levensbedreigend zijn. Voorts staat in het BMA rapport vermeld dat eiser kan reizen mits er voorafgaande aan de reis geregeld wordt dat een fysieke en een schriftelijke overdracht van de medische gegevens op plaats van bestemming aan de specialist in een kliniek plaatsvindt. Het geschil spitst zich thans allereerst toe op de vraag of in Nigeria behandeling voor eisers specifieke medische situatie met betrekking tot de nier problematiek aanwezig is. De rechtbank stelt vast dat in het BMA-advies en het daaraan ten grondslag liggende brondocument enerzijds weliswaar staat vermeld dat hemodialyse - waaronder nachtelijke - in Nigeria beschikbaar is, evenals behandeling door een internist nefrologie, maar anderzijds blijkt niet dat de op eisers medische situatie toegespitste behandelingsduur van acht uur, in plaats van de gebruikelijke vier uur, in Nigeria ook beschikbaar is. Zoals eiser ook ter zitting heeft benadrukt is de lange behandelingsduur van de hemodialyse in de onderhavige kwestie cruciaal, ter voorkoming van asthma cardiale bij overvulling in de longen, welke situatie zich in het verleden bij hem heeft voorgedaan en die er toe geleid heeft dat eiser een periode op de Intensive Care heeft moeten doorbrengen.

Naar het oordeel van de rechtbank blijkt noch uit het BMA-advies, noch uit de brondocumenten waar dit advies op is gebaseerd, dat door het BMA is onderzocht of het mogelijk is dat eiser in plaats van de "normale" vier uur dialyse, de in zijn geval gelet op de overgelegde informatie benodigde acht uren dialyse om de dag kan krijgen.

Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder het bestreden besluit onzorgvuldig heeft genomen en onvoldoende heeft gemotiveerd. Het beroep is gegrond

Rb Groningen AWB 21/1465, 1.12.21