Rb: verklaringen instanties over bekering afwegen tov eigen verklaring

De rechtbank staat voor de vraag of de verklaringen van de kerkelijke instanties en het rapport van de Stichting nieuwe inzichten bieden of een bevestiging vormen van wat eiser heeft verklaard en/of enkel een andere weging geven van die verklaringen (zie paragraaf 4.1.4 van WI 2018/10).

Verweerder heeft in de kern over deze verklaringen weinig meer gezegd dan dat die er niet aan afdoen dat het aan eiser is om zijn bekering aannemelijk te maken en dat die verklaringen niet zien op de persoonlijke motieven en het proces van bekering. Ook stelt verweerder dat het aan hem is om de geloofwaardigheid van het relaas te beoordelen aan de hand van het gehele dossier.

Gezien wat er staat in WI 2018/10 mag van verweerder worden verwacht indringender en meer toegespitst te motiveren waarom deze verklaringen, vooral over de activiteiten van eiser, niet opwegen tegen het standpunt van verweerder over zijn eigen verklaringen. Daarbij acht de rechtbank van belang dat deze activiteiten al langere tijd voortduren en blijk geven van een zekere ambitie om zich meer en meer in te zetten voor de kerk.

Verweerders reactie op het rapport van de Stichting is in algemene termen geformuleerd en getuigt er daarmee niet van dat verweerder beoordeeld heeft in hoeverre dat rapport opweegt tegen de eigen verklaringen van eiser. Daarbij is van belang dat het rapport en de reactie van de Stichting ingaan op de verklaringen van eiser en die verklaringen plaatsen in de context van de motieven voor en het proces van bekering en eisers kennis van het geloof, waarbij nadere duiding wordt gegeven aan de passieve (de droom en de betekenis daarvan) en actieve (eisers onderzoek naar het christendom) elementen in die verklaringen. Daarbij is verder van belang dat het rapport dan wel het stuk van 10 december 2019 gemotiveerd ingaat op de tegenwerpingen die verweerder ten grondslag legt aan zijn oordeel over de gestelde bekering (bijvoorbeeld het gesprek met [eisers werkgever] ) en op de redenen waarom de islam voor eiser niet meer voldoet. Verweerder dient naar het oordeel van de rechtbank nader te motiveren of deze punten van de Stichting aanleiding geven voor een andere weging (als bedoeld in paragraaf 4.1.4 van WI 2018/10).

De motivering van verweerder is naar het oordeel van de rechtbank al met al niet voldoende indringend en op de zaak toegespitst. Deze beroepsgrond slaagt.

Rb Arnhem NL19.8436, 15.5.20
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2020:4326