Rb: volgens Kinderbescherming belang bij aanwezigheid vader ondanks slechte omgang met kind

De rechtbank is van oordeel dat verweerder het rapport van de RvdK onvoldoende heeft betrokken bij de belangenafweging. De RvdK heeft onder meer geconcludeerd dat er sprake is van een zodanige afhankelijkheidsrelatie dat het belang van referent wordt geschaad als eiser vertrekt. Het verstoorde contact tussen de ouders heeft het volgens de RvdK onmogelijk gemaakt dat er contact werd opgebouwd tussen referent en eiser. Er dient daarom volgens de RvdK, in het belang van referent, een hulpverleningstraject te worden ingezet om de ouders tot een constructieve samenwerking te laten komen in het belang van referent en om het contact tussen eiser en referent begeleid te laten opstarten.

De rechtbank is van oordeel dat verweerder met zijn enkele constatering, dat referent momenteel geen last lijkt te ondervinden van eisers afwezigheid, de vorenstaande conclusie van de RvdK niet zonder meer terzijde kan schuiven. Verder is de rechtbank van oordeel dat het standpunt van verweerder omtrent de wijze waarop eiser het contact met referent kan opbouwen vanuit Turkije met voorhanden zijnde telecommunicatiemiddelen zich moeilijk verdraagt met de inhoud van het aan verweerder gegeven advies van de RvdK, welk advies juist uitgaat van een vis á vis contact tussen eiser en referent. Het bestreden besluit met de gegeven motivering kan daarom geen stand houden.

Het besluit is niet deugdelijk gemotiveerd en niet zorgvuldig voorbereid. De rechtbank zal daarom het beroep gegrond verklaren, het bestreden besluit vernietigen en verweerder opdragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.

Rb Middelburg AWB 18 / 4509, 20.12.18
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2018:15832