Rb: voor erkenning kind door vader kan gemeente W-document + geb akte gebruiken

De ambtenaar van burgerlijke stand (ABS) heeft geweigerd een akte van erkenning op te maken waarin verzoeker als vader werd erkend van kind [J] omdat zijn identiteit niet voldoende kon worden vastgesteld. Verzoeker heeft de Sierra Leoonse nationaliteit, J en haar moeder hebben de Nederlandse nationaliteit. Verzoeker stelt o.g.v. art. 20 VWEU een afgeleid verblijfsrecht te hebben.

Niet in geschil is dat verzoeker geen paspoort heeft. Hij heeft echter onweersproken naar voren gebracht dat hij een paspoort zelf op moet halen in Sierra Leone, wat onmogelijk is nu hij niet over een laissez-passer beschikt en onwenselijk is gezien zijn verblijfsstatus waardoor hij bij het verlaten van de EU niet Nederland in kan reizen. Verzoeker heeft een W-document overgelegd waarop zijn geboortedatum en geboorteplaats vermeld staan. Voorts heeft verzoeker een Certified True Copy van zijn geboortecertificaat ingebracht. Verder blijkt dat verzoeker onder de hierop vermelde gegevens van 2001 tot 2014 ingeschreven heeft gestaan in de BRP. De ABS heeft de juistheid van deze gegevens niet betwist. Uit art. 49 lid 1 aanhef en onder c Besluit Burgerlijke Stand 1994 blijkt dat op een akte van erkenning de geslachtsnaam, voornamen en plaats en de dag van geboorte van de erkenner vermeld dienen te worden. Deze gegevens staan vermeld op het door verzoeker overgelegde (verlopen) W-document en geboorteakte. De ABS had op grond van de beschikbare gegevens de identiteit van verzoeker kunnen vaststellen. Het enkele gegeven dat het W-document is verlopen, maakt niet dat de persoonsgegevens van verzoeker die op dit document staan vermeld, niet meer correct zouden zijn. Bovendien heeft verzoeker voldoende gemotiveerd dat hij onmogelijk een nieuw paspoort met  recentere gegevens in kan brengen. Daarnaast zijn er geen aanwijzingen dat er sprake is van een schijnerkenning nu niet in geschil is dat verzoeker de biologische vader is van J, hij wekelijks omgang heeft met zijn dochter en J's moeder instemt met de erkenning. De ABS had het bepaalde in art. 8 EVRM en art. 3 en 7 IVRK mee moeten wegen bij zijn besluit. De Rb gelast de ABS alsnog een erkenningsakte op te maken. Beroep gegrond.

Rb Midden-Nederland zp Lelystad (mk), C/16/461068 / FL RK 18-1128, 22.2.19