Rb: voor legesvrijstelling bij aanvraag humanitair, persoonlijke omstandigheden toelichten

Ingevolge artikel 3.34a, aanhef en onder k, van het VV 2000 betaalt een vreemdeling geen leges indien hij blijkens een schriftelijke verklaring van de Minister in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet, voor een verblijfsdoel verband houdend met niet-tijdelijke humanitaire gronden. Daarom heeft verweerder gevraagd om zogenaamde schrijnende omstandigheden die kunnen leiden tot toepassing van verweerders discretionaire bevoegdheid te onderbouwen en tevens aan te geven of hij in aanmerking denkt te komen voor een vergunning in verband met privéleven 8EVRM. Verzoeker heeft hier niet op gereageerd.

De rechtbank stelt vast dat verzoeker in de aanvraag en in bezwaar enkel heeft aangevoerd dat hij onvermogend is, lang verblijf in Nederland heeft en geen belasting is voor de Nederlandse overheid. Behoudens zijn financieel onvermogen, heeft verzoeker zijn persoonlijke omstandigheden niet onderbouwd. Uit het bestreden besluit blijkt dat verweerder de summiere omstandigheden die door verzoeker zijn aangevoerd heeft meegewogen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit terecht heeft vastgesteld dat verzoeker leges moet voldoen voor onderhavige aanvraag. Nu verzoeker de leges niet heeft voldaan, heeft verweerder de aanvraag buiten behandeling mogen stellen. Beroep ongegrond

Rb den Haag AWB 18/7175 & 19/1323, 3.10.19
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2019:10425