RvS: hersteltermijn legesbetaling begint pas met schriftelijk betaal-verzoek

De vreemdeling heeft bij de rechtbank en in hoger beroep onweersproken gesteld dat zij bij het indienen van de aanvraag aan het loket wilde betalen, dit niet kon en de brief de eerste mogelijkheid bood om de verschuldigde leges te voldoen.

Omdat de staatssecretaris de vreemdeling met de brief voor het eerst op de hoogte heeft gesteld welk bedrag aan leges zij op welke manier en vóór welke datum diende te voldoen, bestaat, anders dan de rechtbank heeft overwogen, geen grond voor het oordeel dat zij op het moment van het indienen van de aanvraag al in verzuim was omdat zij op dat moment niet voldeed aan het wettelijk voorschrift van het betalen van leges. Haar was immers nog niet de mogelijkheid geboden aan dat voorschrift te voldoen. Pas nadat zij de in de brief vermelde betalingstermijn ongebruikt had laten verstrijken, was zij in verzuim. Anders dan de rechtbank heeft overwogen, kan de brief daarom niet worden aangemerkt als een herstelverzuimbrief.

Door de aanvraag aldus buiten behandeling te stellen zonder de vreemdeling een herstelmogelijkheid te bieden de leges te voldoen, heeft de staatssecretaris in strijd met artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awb gehandeld. De rechtbank heeft dit niet onderkend.

De grief slaagt. Het hoger beroep is kennelijk gegrond.
RvS 201604518/1/V1, 27.2.17
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2017:514