RvS: risico Ahwazi bij terugkeer naar Iran

Ter onderbouwing van zijn betoog dat hij door de deelname aan de demonstraties bij terugkeer naar Iran gevaar loopt, heeft de vreemdeling in hoger beroep gewezen op het rapport 'Country Policy and Information Note Iran: Ahwazis and Ahwazi political groups' van het UK Home Office van juni 2018 en de nieuwere versie van het rapport van januari 2019. Daarin staat dat het aannemelijk is dat de Iraanse autoriteiten in Londen met regelmaat demonstranten op de foto zetten en dat er aanwijzingen zijn dat aanhangers van het regime of mensen die zich om andere redenen gedwongen voelen met het regime mee te werken naar grote hoeveelheden foto's kijken om de mensen daarop te identificeren. De vreemdeling trekt terecht een parallel met de bijzondere aandacht van de Iraanse autoriteiten voor Ahwazi in Nederland, waar het hoofdkwartier van de Arab Front for the Liberation of Al-Ahwaz is gevestigd, waar The Arab Struggle Movement for the Liberation of Al-Ahwaz (hierna: de ASMLA) is gevestigd en actief is en waar twee Ahwazi-activisten zijn gedood, waarbij er sterke aanwijzingen zijn dat Iran daarbij betrokken is geweest (brief van 8 januari 2019, Kamerstukken II 2018/19, 35 000 V, nr. 56).

Weliswaar heeft de rechtbank terecht overwogen dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de vreemdeling zelf geen vooraanstaande Ahwazi-activist is, maar er is een voortdurende verhoogde aandacht van de Iraanse autoriteiten voor Ahwazi in Nederland, van wie sommigen beveiligd worden. De staatssecretaris moet daarom mede in het licht van de toegenomen binnenlandse onrust in Iran toch beter onderbouwen waarom de vreemdeling door zijn deelname aan pro-Ahwazi demonstraties in Nederland, onder meer bij de Iraanse ambassade in Den Haag en onder meer naar aanleiding van de dood van de voorzitter van de ASMLA in Nederland, niet in de negatieve belangstelling van de Iraanse autoriteiten is komen te staan. In zoverre slaagt de grief.

Het hoger beroep is gegrond.
RvS 201901562/1/V2, 3.3.20
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2020:640