RvS: terecht intrekken vergunning Marokkaan ivm strafblad, sinds 1987 (11jr) rechtmatig in NL

De staatssecretaris heeft niet ten onrechte in aanmerking genomen dat de vreemdeling vanaf 1986 bijna 80 misdrijven heeft gepleegd, waarvoor hij bijna zeven jaar van zijn leven in detentie heeft doorgebracht. Voorts heeft de staatssecretaris niet ten onrechte in aanmerking genomen dat de vreemdeling is veroordeeld, onder meer, op 18 mei 1993 tot 24 maanden gevangenisstraf, waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, voor onder meer poging tot doodslag, op 17 november 1994 tot 20 maanden gevangenisstraf voor onder meer diefstal, voorafgaand aan en vergezeld van geweld, op 28 mei 2003 tot vijf maanden gevangenisstraf voor onder meer straatroof, op 16 februari 2004 tot zes maanden gevangenisstraf voor vele gepleegde diefstallen, op 13 augustus 2010 voor een opiumdelict en op 25 juni 2014 tot 20 dagen gevangenisstraf, waarvan 15 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De staatssecretaris heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de veroordeling in 2014 voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht niet zo lang geleden is, dat deze niet langer als actueel kan worden gezien. Voor zover de rechtbank heeft overwogen dat de veroordeling in 1994 weliswaar een ernstig misdrijf betreft, maar dat het reeds lang geleden is gepleegd, stelt de staatssecretaris niet ten onrechte dat dit misdrijf nog niet aan actualiteit heeft ingeboet gelet op de aard van het delict en op het feit dat de vreemdeling nadien nog vele malen is veroordeeld voor het plegen van misdrijven, waaronder recent op 25 maart 2016 voor schuldheling, waarvoor hij in april 2016 nog in strafdetentie heeft verbleven.

Verder heeft de staatssecretaris niet ten onrechte in aanmerking genomen dat evenmin is gebleken dat de behandeling van de vreemdeling voor psychische problemen en verslavingsproblematiek reeds een zodanig resultaat oplevert dat aangenomen kan worden dat de vreemdeling tot inzicht is gekomen en geen recidivegevaar meer van hem uitgaat. In dit verband heeft de staatssecretaris niet ten onrechte van belang geacht dat de vreemdeling in het verleden vaker een bijzondere maatregel is opgelegd en zich diende te gedragen naar de aanwijzingen van hulpverleningsinstanties, maar dat dergelijke aanwijzingen niet hebben geleid tot het gewenste resultaat, gelet op de vele gepleegde misdrijven. De staatssecretaris heeft daarom niet ten onrechte niet doorslaggevend geacht dat de vreemdeling de meest ernstige misdrijven langer geleden heeft gepleegd.

Gelet op het voorgaande heeft de staatssecretaris alsnog deugdelijk gemotiveerd dat de vreemdeling een werkelijke, actuele en voldoende ernstige bedreiging vormt die een fundamenteel belang van de samenleving aantast.

De grief slaagt. Het hoger beroep is kennelijk gegrond.

RvS 201801609/1/V1, 20.2.19
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2019:562