RvS: voldoende medische zorg beschikbaar in Ter Apel

Uit de beslissing Hunde, § 5 en 59, volgt dat artikel 3 van het EVRM de overheid niet verplicht tot het bieden van meer voorzieningen aan afgewezen asielzoekers dan de VBL en de zogeheten gemeentelijke Bed-, Bad- en Broodvoorzieningen; zie ook de beslissing van het EHRM van 15 februari 2018, Said Good tegen Nederland, ECLI:CE:ECHR:2018:0123DEC005061312, § 22. Met deze ondersteuning kan niet worden gezegd dat de Nederlandse autoriteiten tekort zijn geschoten in hun verplichtingen onder artikel 3 van het EVRM door inactief of onverschillig te blijven, aldus het EHRM. Wat de vreemdeling heeft aangevoerd leidt ook in het licht van artikel 8 van het EVRM niet tot een andere uitkomst. De staatssecretaris heeft er terecht op gewezen dat de vreemdeling bij de huisarts bij de VBL medisch noodzakelijke zorg kan krijgen en kan worden doorverwezen naar een andere zorgaanbieder als een specifieke behandeling niet binnen de VBL kan worden aangeboden.

De staatssecretaris is dan ook niet inactief of onverschillig gebleven door bij het aanbod van verblijf in de VBL te blijven en de vreemdeling te hebben gewezen op de huisarts daar, en hij heeft dat deugdelijk gemotiveerd. Voor zover de door een vreemdeling gevraagde zorg niet noodzakelijk maar alleen wenselijk is, kan vanuit de artikelen 3 of 8 van het EVRM voor de staatssecretaris geen verplichting worden aangenomen om die zorg op enigerlei wijze te faciliteren. De grief slaagt.

RvS 201803222/1/V1 en 201900384/1/V1, 30.9.19
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2019:3281

ook: RvS 201803124/1/V1, 1.10.19
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2019:3332

ook RvS 201806111/1/V1, 7.10.19             
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2019:3359