SvJ&V: aanpassing regeling grensdetentie

Op 5 juni 2019 oordeelde de Afdeling bestuursrechtspraak in een tweetal uitspraken dat de nationale wetgeving op dit moment geen geschikte grondslag kent om aan asielzoekers na afwijzing van hun asielverzoek in de grensprocedure gedurende de rechtsmiddelentermijn een vrijheidsontnemende maatregel op te leggen.

Om te bewerkstelligen dat grensdetentie mogelijk blijft in de beroepsfase na de afwijzende beslissing, worden door dit wetsvoorstel wijzigingen aangebracht in de artikelen 3 en 6 van de Vw 2000.

In de beroepsfase kan grensdetentie voortaan worden gehandhaafd op grond van artikel 6, derde lid, van de Vw 2000. De hiervoor bedoelde grondslag in artikel 8, derde lid, onderdeel c, van de Opvangrichtlijn wordt daarin uitdrukkelijk verwerkt. Daarmee is grensdetentie mogelijk in alle situaties waarin (nog) geen sprake is van een toegangsweigering en bewaring gelet op het arrest Gnandi en de beschikking in de zaak C. niet kan worden gebaseerd op de Terugkeerrichtlijn. Na het ongebruikt verstrijken van de beroepstermijn, een afwijzende uitspraak van de voorzieningenrechter over de vraag of het beroep mag worden afgewacht of een voor de vreemdeling ongunstige uitspraak van de rechtbank op het beroep, wordt het besluit omtrent weigering van de toegang zo spoedig mogelijk genomen. De maatregel moet vanaf dat moment worden gebaseerd op artikel 6, zesde lid, van de Vw 2000. Bewaring op grond van deze bepaling is gebaseerd op de Terugkeerrichtlijn.

Daarbij is van belang dat de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak over het voortvarend omzetten van de wettelijke grondslag voor bewaring in acht moet worden genomen. Wanneer artikel 6, derde lid, van de Vw 2000 niet langer de juiste wettelijke grondslag voor de bewaring vormt, zal een nieuwe maatregel moeten wordt opgelegd krachtens artikel 6, zesde lid, van de Vw 2000. Daarvoor is een toegangsweigering vereist. De omzetting van de grondslag voor bewaring mag volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak niet langer dan twee dagen op zich laten wachten. Dit betekent dat ook de toelatingsweigering maximaal twee dagen op zich mag laten wachten.

Kamerstuk 35271 nr. 3, 6.9.19
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35271-3.html
advies RvS: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35271-4.html, 6.9..19