Rb: ook in vierde asielprocedure recht op opvang tot rechtbank

De staatssecretaris heeft de vierde asielaanvraag van de vreemdeling niet-ontvankelijk verklaard, omdat hij geen nieuwe elementen of bevindingen heeft ingebracht. De vreemdeling heeft verzocht om zo spoedig mogelijk een ordemaatregel te treffen, omdat het COA hem heeft medegedeeld dat de opvangvoorzieningen beëindigd zullen worden.

De voorzieningenrechter stelt vast dat de stukken die de vreemdeling aan de onderhavige opvolgende aanvraag ten grondslag heeft gelegd, alle dateren van na de laatste asielprocedure. Hoewel de staatssecretaris zich in het bestreden besluit en het verweerschrift op het standpunt heeft gesteld dat er geen sprake is van nieuwe elementen of bevindingen, is dit standpunt nog niet getoetst door de rechter. Hierdoor kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet op voorhand worden uitgesloten dat nieuwe elementen of bevindingen aan de orde zijn gekomen. Omdat de vreemdeling er een groot belang bij heeft om de uitkomst van de procedure(s) in de opvang af te wachten, kent de voorzieningenrechter op dit moment een doorslaggevend gewicht toe aan het belang van de vreemdeling.

Vovo toegewezen.
Rb Zwolle NL20.17788, 18.1.21
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBOVE:2021:271