Rb: vrijlating kinderen in detentie ivm prejudiciele vragen

Bij tussenuitspraak van 26 januari 2021 heeft de rechtbank het Hof aanvullende prejudiciële vragen gesteld over de beoordeling van de detentie van minderjarigen. Het Hof zal (onder meer) deze prejudiciële vragen behandelen ter zitting van 19 april 2021. De rechtbank verwacht dat het Hof niet eerder dan 1 juli 2021 arrest zal wijzen.

De rechtbank overweegt expliciet dat de beantwoording door het Hof van de door de rechtbank gestelde prejudiciële vragen noodzakelijk is om einduitspraak in de onderhavige procedure te kunnen doen. De rechtbank acht de beantwoording noodzakelijk om te vernemen of zij enkel bevoegd is om de door eiser aangedragen beroepsgronden te beoordelen of dat zij verplicht dan wel bevoegd is om alle feiten en omstandigheden te onderzoeken en te beoordelen om te beslissen op het verzoek van eiser om in vrijheid gesteld te worden. De rechtbank acht het niet opportuun om reeds nu de beroepsgronden van eiser tegen de voortduring van de detentie inhoudelijk te beoordelen. Nu de rechtbank thans niet beoordeelt of de detentie op enig moment in de te beoordelen periode onrechtmatig is geweest kan de rechtbank evenmin een beslissing nemen op het verzoek om schadevergoeding in verband een mogelijk ondergane onrechtmatige detentie.

De rechtbank zal overgaan tot het opheffen van de maatregel van bewaring en de onmiddellijke invrijheidstelling van eiser gelasten.
Rb den Bosch NL21.295 Tussenuitspraak, 26.3.21
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2021:2908