RvS: inreisverbod Afghaanse 1F-er blijft in stand

Het Hof van Justitie in Luxemburg heeft in het arrest K. en H.F. van mei 2018 geoordeeld dat de enkele omstandigheid dat op iemand artikel 1(F) van het Vluchtelingenverdrag van toepassing is, niet betekent dat die vreemdeling alleen al daarom een actuele bedreiging vormt voor de openbare orde. De staatssecretaris zal altijd een individuele beoordeling moeten doen. Daarbij moet niet alleen worden gekeken naar de ernst van de misdrijven, maar ook naar het tijdsverloop en hoe een vreemdeling zich daarna heeft gedragen, aldus het Hof van Justitie.

In de uitspraak van vandaag past de Afdeling bestuursrechtspraak dit arrest toe. Als een vreemdeling zegt dat hij geen actueel gevaar (meer) vormt voor de openbare orde, is het aan hem om dat te bewijzen. Die vreemdeling zal verantwoordelijkheid moeten nemen voor zijn daden en oprecht berouw moeten tonen. Tegelijkertijd moet hij bewijzen dat hij zijn leven sindsdien aantoonbaar heeft gebeterd. De staatssecretaris moet op haar beurt dat bewijs zorgvuldig onderzoeken en gemotiveerd beoordelen, aldus de Afdeling bestuursrechtspraak. De enkele stelling van de vreemdeling dat de misdrijven lang geleden zijn gepleegd en in een ander land hebben plaatsgevonden, is onvoldoende. Het gaat immers om zeer ernstige misdrijven tegen de menselijkheid.

RvS 201907281/1/V2, 16.12.20
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2020:3017