Appellante, een Afghaanse, beschikte vanaf 1 april 2001 over een asielvergunning. Deze is m.i.v. 27 november 2007 ingetrokken. Bij besluit van 2 februari 2012, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 1 februari 2013, heeft het college de bijstand m.i.v. 27 november 2007 ingetrokken en de nadien ontvangen bijstand (€ 66.154) teruggevorderd.
Appellante had van 27 november 2007 t/m 20 oktober 2011 als een met een Nederlander gelijkgestelde vreemdeling recht op bijstand. Aangezien er dus, anders dan het college meent, geen sprake was van ten onrechte verleende bijstand a.b.i. art. 54 lid 3, aanhef en onder b, WWB, was het college niet bevoegd de bijstand over die periode in te trekken. De gelijkstelling eindigde op 21 oktober 2011. Het college was bevoegd de bijstand m.i.v. 21 oktober 2011 in te trekken.
Beroep gegrond; vernietigt bestreden besluit v.w.b. de intrekking over de periode 27 november 2007 t/m 20 oktober 2011 en de terugvordering; uitspraak treedt in de plaats van het vernietigde deel; draagt college opnieuw te beslissen op het bezwaar over de terugvordering.
CRvB 14/1044 WWB. 12/5/15
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CRVB:2015:1495