CRvB: wel studiefinanciering bij vergunning medisch niet-tijdelijk

A heeft verblijfsrecht bij haar broer die een verblijfsvergunning niet-tijdelijk medische behandeling heeft. Aan A is studiefinanciering geweigerd. Niet in geschil is het oordeel van de rb dat A niet in aanmerking komt voor gelijkstelling met een Nederlander o.g.v. art. 2.2  Wsf 2000 jo. art. 3 Bsf 2000. In geschil is het oordeel van de rb dat de weigering om A studiefinanciering toe te kennen in strijd is met het verbod op discriminatie in art. 14 EVRM.
... Vanaf 1 juni 2013 wordt de verblijfsvergunning die voorheen werd verleend onder de beperking voortgezet verblijf, voortaan verleend onder de beperking niet-tijdelijke humanitaire gronden. Aan deze verblijfsvergunning heeft de regelgever geen aanspraak op studiefinanciering verbonden.

Er is geen enkel aanknopingspunt dat het een bewuste keuze van de regelgever is geweest om vreemdelingen die in een dergelijke situatie verkeren welbewust een aanspraak op studiefinanciering te onthouden. Het moet ervoor worden gehouden dat de regelgever verzuimd heeft deze groep na inwerkingtreding van de Vw 2000 onder de uitzonderingen te laten vallen. Dergelijke gevallen zijn vergelijkbaar met de door de regelgever aangemerkte uitzonderingsgevallen. Tegen deze achtergrond bezien heeft de regelgever, door niet (ook) aan de verblijfsvergunning die is verleend onder de beperking niet-tijdelijke humanitaire gronden verband houdend met de beperking medische behandeling een aanspraak op studiefinanciering te verbinden, een ongerechtvaardigd onderscheid gemaakt binnen de groep vreemdelingen die een verblijfsvergunning onder de beperking niet-tijdelijk humanitair hebben.

Het gemaakte onderscheid is dan ook in strijd met art. 1 Twaalfde Protocol bij het EVRM, en met art.  14 EVRM jo. art. 2 EP. ...Zij heeft vanaf 1 februari 2018 recht op studiefinanciering.

Hoger beroep A. ongegrond; bevestigt rb Amsterdam 8 januari 2019, 18/4720 met verbetering van de gronden.
CRvB, 19/719 WSF, 21.7.21
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CRVB:2021:1845