Rb: afweging 8EVRM voor Albanese amv, bang voor vader

De vreemdeling heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning ‘buiten schuld voor een minderjarige’. De staatssecretaris heeft deze afgewezen.

De rechtbank overweegt als volgt. De staatssecretaris heeft zich op het standpunt mogen stellen dat er in Albanië adequate opvang aanwezig is. Omdat de vreemdeling heeft verklaard mishandeld te zijn door haar vader, is verblijf bij haar moeder, geen optie. Ze heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat ze niet bij haar zus op grootouders kan blijven.

De staatssecretaris heeft onvoldoende gemotiveerd waarom de belangenafweging i.h.k.v. art. 8 EVRM niet in het voordeel van de vreemdeling uitvalt. Tijdens de asielprocedure is geloofwaardig geacht dat zij is mishandeld door haar vader. Hierdoor is het moeilijker voor haar om zonder zorgen terug te keren en daar een privéleven op te bouwen. De staatssecretaris heeft teveel gewicht toegekend aan het feit dat zij niet heeft willen meewerken aan vrijwillige terugkeer. Gezien haar jonge leeftijd en de angst die zij voor haar vader heeft, begrijpt de rechtbank echter wel dat zij niet haar onvoorwaardelijke medewerking heeft willen verlenen. Zo heeft haar voogd van Nidos op zitting verklaard dat de Albanese opvangorganisatie heeft aangegeven dat ze haar aan haar vader mee moeten geven, mocht hij haar komen halen. Bovendien is het terugkeerbesluit dat in 2017 is opgelegd waarschijnlijk onrechtmatig geweest, gelet op het TQ-arrest.

Beroep gegrond.
Rb Utrecht, NL21.10828, 2.12.21