Eiser stelt dat hij op grond van artikel 20 VWEU Unie rechtmatig verblijf heeft als partner van een burger van de Unie. Uit het arrest van het Hof van Justitie van 8 mei 2018, K.A., volgt dat eiser op zichzelf terecht aanvoert dat een derdelander niet uitsluitend een verblijfsaanspraak aan artikel 20 VWEU kan ontlenen indien hij verblijf beoogt bij zijn minderjarig kind dat Unieburger is, maar dat ook een afgeleid verblijfsrecht kan ontstaan op grond van artikel 20 VWEU als een derdelander verblijf beoogt bij een meerderjarig familielid dat burger van de Unie is.
De rechtbank passeert het motiveringsgebrek omdat niet is gebleken van een uitzonderlijke situatie, zoals bedoeld in het arrest K.A., waarin sprake is van een zodanige afhankelijkheidsrelatie dat eiser en zijn partner op geen enkele wijze van elkaar gescheiden kunnen worden.
Rb Haarlem AWB 18/516 en AWB 18/517, 10.7.18
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2018:8402