Rb: terecht risico bij dienstweigering voor RSF in Soedan

De vreemdeling heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij de oproep tot melding voor de Rapid Support Forces (RSF), de militaire eenheid van de veiligheidsdienst, heeft geweigerd omdat hij geen militaire taken wilde verrichten. Hij vreest vanwege zijn dienstweigering gearresteerd, mishandeld en/of vermoord te worden bij terugkeer naar Soedan.

De rechtbank oordeelt als volgt. Uit de verklaringen van de vreemdeling blijkt dat de RSF weliswaar onderdeel uitmaakt van het leger, maar niet onder zeggenschap staat van het leger. Uit het ambtsbericht Sudan van oktober 2019 blijkt dat, op basis van informatie van ACLED, ‘’de RSF een patroon van geweld toont dat afwijkt van het geweld van de Sudanese politie en van het Sudanese leger. Bij ingrepen waarbij de RSF betrokken was vielen meer doden en was vaker sprake van geweld tegen burgers, waaronder aanvallen, ontvoeringen en seksueel geweld’’. Hieruit blijkt dat de RSF een apart (leger)onderdeel is dat aanzienlijk gewelddadiger is dan het reguliere Sudanese leger. Niet in het geschil is dat de RSF op grote schaal mensenrechtenschendingen heeft begaan. Voorts blijkt uit het ambtsbericht dat de RSF onder direct bevel staat van de president.

Dit alles leidt tot de conclusie dat de National Service Act 1992 niet van toepassing is op de RSF. Hierdoor kan de motivering van de staatssecretaris dat dienstweigering bij de RSF tot dezelfde (geringe of in het licht van art. 3 EVRM aanvaardbare) consequenties zal leiden als dienstweigering bij het reguliere Sudanese leger evenmin standhouden.

Beroep gegrond.
Rb Roermond, NL19.28329, 17.11.20