Rb: verblijf dochter bij oudere hulpbehoevende vader – sinds 2000 mantelzorg

Eiseres is een meerderjarige vrouw afkomstig uit Marokko en vraagt om verblijf bij haar hulpbehoevende vader (referent). De vader verblijft sinds 1970 in Nederland. Hij heeft psychische problemen en heeft van 1988 tot 1999 in een Tbs-kliniek verbleven. Eiseres is in 1999 met een toeristenvisum naar België gereisd en verblijft sinds 2000 zonder verblijfsvergunning in Nederland. Van 2000 tot 2012 woonde eiseres bij referent en verzorgde zij hem. In 2012 is referent gedwongen opgenomen en sindsdien verblijft hij op grond van een rechterlijke machtiging in een ggz-kliniek van Pro Persona. Eiseres bezoekt hem eens per week. Referent heeft 24-uurs zorg nodig, middels verblijf in een instelling of mantelzorg. Voor verblijf in een instelling bestaan lange wachtlijsten en bovendien heeft referent aangegeven dat hij niet in een instelling wil wonen. Eiseres kan de benodigde mantelzorg geven. Inmiddels is een urgentieprocedure gestart om geschikte woonruimte te vinden. Eiseres stelt dat hierdoor sprake is van een bijzondere afhankelijkheidssituatie tussen hen beiden, waardoor zij op grond van artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning en vrijstelling van het vereiste om in het bezet te zijn van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (hierna: het mvv-vereiste).....

De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich onvoldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat er tussen eiseres en referent geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie (‘more than normal emotional ties’). Dat eiseres en referent elkaar in de periode vóór 2000 tweeëntwintig jaar niet hebben gezien maakt niet dat een dergelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en referent op dit moment niet zou kunnen bestaan. De omstandigheid dat eiseres en referent het gezinsleven zijn aangegaan, dan wel hebben geïntensiveerd, zonder dat eiseres rechtmatig verblijf had, is niet relevant voor de vraag of sprake is van beschermingswaardig gezinsleven, maar speelt slechts een rol in de belangenafweging. Tot slot stelt verweerder zich onvoldoende gemotiveerd op het standpunt dat niet is gebleken van intensieve mantelzorg waarvoor referent expliciet op eiseres is aangewezen. Verweerder heeft miskend dat er blijkens informatie van de behandelaar sprake moet zijn van een vertrouwensband tussen referent en de mantelzorger, waardoor de benodigde zorg niet zonder meer door een derde kan worden gegeven.

Beroep gegrond.
Rb Arnhem AWB 18/2036, 28.8.18
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2018:11112