Rb vovo: geen recht op opvang tijdens beroep bij herhaald asielverzoek zonder nova

De voorzieningenrechter stelt vast dat de vreemdeling met het onderhavige verzoek beoogt te bewerkstelligen dat hij weer wordt toegelatentot de opvang. In dit kader heeft verzoeker een beroep gedaan op het arrest Gnandi van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 juni 2018 (ECL1:EU:C:2018:465). De vraag is of het Gnandi-arrest onverkort toepassing vindt in de onderhavige zaak waarin het gaat om een herhaalde asielaanvraag.

De voorzieningenrechter is van oordeel dat dat niet het geval is. In artikel 41 , tweede lid, aanhef en onder c, van de Procedurerichtlijn is bepaald dat de lidstaten in bepaald omschreven situaties kunnen afwijken van de regel dat een asiel-verzoeker op het grondgebied mag verblijven in afwachting van de uitkomst van de procedure. Dit artikel heeft de Nederlandse wetgever geïmplementeerd in artikel 7.3, tweede lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000) en artikel 3.1, tweede lid, aanhef en onder a, van het Vb 2000 (geen nieuwe elementen). ... In het onderhavige geval is er sprake van een situatie als bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, aanhef en onder a, van het Vb 2000. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter zijn de desbetreffende bepalingen uit de Procedurerichtlijn op juiste wijze geïmplementeerd. Verder overweegt de voorzieningenrechter dat verweerder in het bestreden besluit heeft geoordeeld dat geen sprake is van strijd met artikel 3 van het EVRM, zoals in artikel 41 van de Procedurerichtlijn is bepaald. Van een dergelijke strijd met artikel 3 van het EVRM is de voorzieningenrechter evenmin gebleken.

Rb Groningen, AWB 18/8447, 9.11.18