De voorzieningenrechter volgt niet het standpunt van verweerder dat tegen de beëindiging van de opvang van verzoeker geen rechtsmiddel mogelijk was. Beëindiging van de opvang op 4 juni 2015 moet als een handeling van het COa ten aanzien van een vreemdeling als zodanig, worden aangemerkt. Dat beëindiging van verstrekkingen één van de rechtsgevolgen is van het meeromvattende afwijzende asielbesluit, doet daaraan niet af. In dit geval heeft de opvang immers voortgeduurd tot ruim meer dan drie jaar nadat het afwijzende asielbesluit in rechte is komen vast te staan. Een feitelijke handeling als bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de Wet COa wordt met een besluit gelijkgesteld en daartegen staat het rechtsmiddel van beroep open. Om die reden merkt de voorzieningenrechter het bezwaarschrift van verzoeker van 30 juni 2015 aan als een beroepschrift. (...)
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder meer de uitspraak van 6 december 2013 in zaak nr. 201208630/1/V1, houdt de in artikel 3 van de Wet COa neergelegde wettelijke taak van verweerder ook in dat het, hoewel een vreemdeling geen aanspraak heeft op verstrekkingen bij of krachtens de Wet COa, opvang aan de vreemdeling verleent in zeer bijzondere omstandigheden, zoals in geval van een acute medische noodsituatie, die tot feitelijke opvang nopen, voor zover deze omstandigheden niet vallen onder het bereik van de categorieën van artikel 3 van de Rva 2005. Het is aan de vreemdeling om, indien daartoe aanleiding bestaat, aannemelijk te maken dat van zodanige bijzondere omstandigheden sprake is.
Onder een acute medische noodsituatie verstaat verweerder de situatie waarin betrokkene lijdt aan een stoornis, waarvan op basis van de huidige medisch-wetenschappelijke inzichten vaststaat dat het achterwege blijven van onmiddellijke behandeling in deze fase van de stoornis zal leiden tot overlijden, invaliditeit of een andere vorm van ernstige geestelijke en/of lichamelijke schade. Dat die situatie zich voordoet, behoeft niet aan het onthouden van opvang in de weg te staan, indien de desbetreffende vreemdeling aanspraak heeft op medische zorg, die het intreden van de gevolgen van het achterwege laten van medische behandeling voorkomt.
De voorzieningenrechter is in casu van oordeel dat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een acute medische noodsituatie waardoor opvang geboden is.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
Rb Middelburg 15/12646, 10.8.15
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2015:9425