Uit artikel 14 van de Kwalificatierichtlijn volgt dat de vluchtelingenstatus niet alleen kan worden ingetrokken als een vreemdeling een gevaar is voor de openbare orde. Zo zijn lidstaten ingevolge het eerste lid verplicht de vluchtelingenstatus in te trekken als een verzoek om internationale bescherming is ingediend na inwerkingtreding van de oude Kwalificatierichtlijn en een vreemdeling volgens de criteria van artikel 11 geen vluchteling meer is. Dit is gelet op artikel 11, eerste lid, aanhef en onder e, van de Kwalificatierichtlijn bijvoorbeeld het geval als de omstandigheden in verband waarmee een vreemdeling als vluchteling werd erkend, hebben opgehouden te bestaan, zodat hij niet langer kan weigeren zich onder de bescherming te stellen van het land van zijn nationaliteit. … De vraag is echter of die intrekkingsgrond ook in het nationale recht is geïmplementeerd. De rechtbank heeft hiertoe van belang geacht dat, gelet op artikel 35 van de Vw 2000, aan de intrekking van de verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd niet ten grondslag kan worden gelegd dat een vreemdeling niet langer als vluchteling kan worden aangemerkt….
Het niet langer zijn van vluchteling staat, zoals de rechtbank terecht van belang heeft geacht, niet als intrekkingsgrond in artikel 35 van de Vw 2000. … Uiteraard laat het vorenstaande onverlet dat de staatssecretaris wél aan de intrekking van de vluchtelingenstatus en de verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd ten grondslag kan leggen dat een vreemdeling, gezien het Unierechtelijke openbare-ordebegrip, een gevaar is voor de openbare orde. Een dergelijk standpunt heeft hij nu niet ingenomen.
Zoals volgt uit het vorenstaande, heeft de staatssecretaris naar de huidige stand van het recht aan de intrekking van de vluchtelingenstatus en de verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd van de vreemdeling niet ten grondslag kunnen leggen dat hij niet langer vluchteling is. Wél kon hij daaraan ten grondslag leggen dat de vreemdeling een gevaar is voor de openbare orde, zij het dat hij in dat verband ten onrechte niet het Unierechtelijke openbare-ordebegrip heeft toegepast. De rechtbank heeft dan ook terecht overwogen dat de staatssecretaris het besluit niet deugdelijk heeft gemotiveerd. De grief faalt.
Het hoger beroep is kennelijk ongegrond.
RvS 201704701/1/V2, 17.7.18
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2018:2458