De verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd valt samen met de verlening van de vluchtelingenstatus. De verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd valt eveneens samen met de vluchtelingenstatus. Dit brengt met zich dat als die verblijfsvergunning voor bepaalde of onbepaalde tijd wordt ingetrokken, tevens de vluchtelingenstatus wordt ingetrokken en artikel 14 van de Kwalificatierichtlijn dus van toepassing is. Voor de intrekking van de vluchtelingenstatus krachtens artikel 14, vierde lid, aanhef en onder b, van de Kwalificatierichtlijn, is vereist dat de desbetreffende vreemdeling door zijn persoonlijke gedrag een werkelijke, actuele en voldoende ernstige bedreiging vormt die een fundamenteel belang van de samenleving aantast. In dat geval is dus het Unierechtelijke openbare-ordebegrip van toepassing. Het vorenstaande is niet anders als een vreemdeling de subsidiaire beschermingsstatus heeft. Ook dan is het Unierechtelijke openbare-ordebegrip van toepassing.
De verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd valt samen met de vluchtelingenstatus of subsidiaire beschermingsstatus als die vergunning krachtens artikelen 33 en 34 van de Vw 2000 is verleend omdat een vreemdeling onder meer vijf jaren achtereenvolgend rechtmatig verblijf op basis van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd krachtens artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw 2000 heeft gehad.
In deze zaak heeft de vreemdeling de verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd niet verkregen na rechtmatig verblijf op basis van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd krachtens artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw 2000. Hij was als nareiziger in het bezit van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd krachtens artikel 29, eerste lid, aanhef en onder f, van de Vw 2000 (nu: artikel 29, tweede lid). Omdat uitsluitend op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw 2000 internationale bescherming volgens de Kwalificatierichtlijn wordt geboden, heeft de vreemdeling met de aan hem verleende verblijfsvergunningen asiel voor bepaalde en onbepaalde tijd dus niet de vluchtelingenstatus of subsidiaire beschermingsstatus verkregen (zie ook de uitspraak van de Afdeling van 30 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1733 en vergelijk de uitspraken van de Afdeling van 12 maart 2008, ECLI:NL:RVS:2008:BC7140, en 14 juni 2013, ECLI:NL:RVS:2013:3244). Hier vallen de verblijfstitel en vluchtelingenstatus of subsidiaire beschermingsstatus dus niet samen. De intrekking van de verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd valt dus evenmin samen met de intrekking van de vluchtelingenstatus of subsidiaire beschermingsstatus, zodat het Unierechtelijke openbare-ordebegrip, niet van toepassing is.
De grief slaagt.
RvS 201703242/1/V2, 17.7.18
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2018:2368