In dit geval heeft de staatssecretaris er op gewezen dat de Eritrese autoriteiten volgens het ambtsbericht bij een uitreisvisum niet bepalen hoe lang een persoon mag wegblijven. Het ambtsbericht vermeldt echter ook dat personen die te laat terugkeren van een studie in het buitenland arrestatie en detentie riskeren en dat, indien een persoon met een uitreisvisum niet terugkeert, achterblijvende familieleden of personen die zich bij de visumaanvraag garant hebben gesteld problemen kunnen ondervinden van de autoriteiten. Dit kan niet anders worden begrepen dan dat bij legale uitreis uit Eritrea een terugkeertermijn kan gelden. Dit doet twijfel ontstaan aan de juistheid van de passage uit het ambtsbericht. Deze twijfel wordt versterkt door de ingevulde rubrieken ‘Valid From’, ‘Valid Until’, en ‘Duration’ op het uitreisvisum van de vreemdeling. In het voornemen van 2 oktober 2014 heeft de staatssecretaris ook erkend dat de duur van het aan de vreemdeling verstrekte uitreisvisum is verstreken.
Nu het ambtsbericht en WBV 2014/24 niet duidelijk maken wat het effect is van langdurig wegblijven uit Eritrea in die gevallen waarin een uitreisvisum geen duidelijkheid verschaft over hoe lang een vreemdeling mag wegblijven dan wel in gevallen waarin die termijn is overschreden, heeft de rechtbank niet onderkend dat het ambtsbericht en WBV 2014/24 geen grond geven voor een ander oordeel dan is neergelegd in voormelde uitspraken van de Afdeling.
Grief 2 slaagt. Het hoger beroep is kennelijk gegrond.
RvS 201504399/1/V1, 1.12.15
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2015:3796