RvS: iMMO-signaleringslijst meewegen bij oordeel detentiegeschiktheid

De vreemdeling heeft bij zijn inbewaringstelling zelf verklaard dat er geen omstandigheden waren die aan zijn vrijheidsontneming in de weg stonden, en dat hij volledig gezond is en geen medicatie gebruikt. De dag hierna is een iMMO-signaleringsiljst opgesteld waar o.a. in staat dat de vreemdeling zichtbare tekenen vertoont van PTSS, geagiteerd is en herbelevingen en zelfmoordgedachten heeft.

De Afdeling overweegt als volgt. De staatssecretaris betoogt terecht dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de iMMO-signaleringslijst is opgesteld door een arts. De lijst is opgesteld door een medewerker van Vluchtelingenwerk. Dit leidt echter niet tot vernietiging van de uitspraak. De staatssecretaris kan serieuze signalen over de medische situatie van een vreemdeling niet zonder meer terzijde schuiven onder verwijzing naar de plicht van een vreemdeling om zich te wenden tot de medische dienst in het detentiecentrum. De rechtbank heeft er terecht op gewezen dat de staatssecretaris een eigen onderzoeksplicht heeft als het gaat om de evenredigheid van het voortzetten van de vrijheidsontneming. Van de staatssecretaris mag een actievere houding verwacht worden wanneer een vreemdeling serieuze signalen aandraagt dat zijn medische situatie voortzetting van de vrijheidsontneming onevenredig maakt. Indien de staatssecretaris informatie bekend is die duidt op serieuze problematiek, is het aan hem om zich daarover gemotiveerd uit te laten en zo nodig door deskundigen te laten informeren en kan hij niet wachten tot dergelijke deskundigen hem benaderen. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het betoog er geen blijk van geeft dat de staatssecretaris heeft voldaan aan zijn verplichting om voortdurend een belangenafweging te maken en dat dit de vrijheidsontnemende maatregel onrechtmatig maakt.

Hoger beroep van de staatssecretaris ongegrond.
ABRvS 202107178/1, 7.2.22
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2022:364