Rb: 15c-situatie in Libië

De vreemdeling heeft aangevoerd dat er in Libië, in het bijzonder in Tripoli, sprake is van een situatie van willekeurig geweld, zodat hij op die grond voor toelating in aanmerking komt. In de aanvullende gronden van beroep doet vreemdeling een beroep op de uitspraak van het UK Upper Tribunal van 28 juni 2017, UKUT263. Het Upper Tribunal heeft volgens hem ten aanzien van Libië overwogen dat erop dit moment geen bescherming van de staat is voor de gewone burger en dat er overal en te allen tijde kans is op willekeurig geweld.

De rechtbank oordeelt dat niet uitgesloten kan worden dat de ingebrachte stukken af kunnen doen aan het besluit dat er in Libië geen sprake is van een mate van willekeurig geweld die dermate groot is dat eenieder, louter door zijn aanwezigheid, een reëel risico loopt op een ernstige bedreiging als bedoeld in artikel 15c van de Definitierichtlijn. De staatssecretaris heeft onvoldoende onderbouwd dat de veiligheidssituatie in Libië niet zodanig slecht is dat niet kan worden gesproken van een situatie als bedoeld in artikel 15c Definitierichtlijn. Gelet op de extreme onstabiliteit in Libië, de wetteloosheid, het wijdverspreide geweld en de onvoldoende bescherming voor de gewone burger oordeelt de rechtbank dat de staatssecretaris niet heeft kunnen volstaan met de enkele verwijzing naar eerdere uitspraken van de ABRvS, en naar het algemeen ambtsbericht van mei 2016, welk ambtsbericht ziet op de periode voorafgaand aan mei 2016.

De staatssecretaris heeft derhalve niet deugdelijk gemotiveerd waarom vreemdeling geen aanspraak op verblijf in Nederland aan artikel 15c Definitierichtlijn kan ontlenen.
Rb Groningen, NL17.3676, 20.7.17