Eiser is een Tamil uit Sri Lanka. In het kader van vrijwillige terugkeer via het IOM is hij gepresenteerd bij de Srilankaanse ambassade. Aan zijn opvolgende aanvraag heeft eiser ten grondslag gelegd dat tijdens dit gesprek door de ambassade is gesproken over zijn eerdere asielprocedures en gevraagd naar connecties met de LTTE. Tevens zou eiser te kennen zijn gegeven dat hij bij terugkeer in Sri Lanka zal worden opgepakt. Ter onderbouwing overlegt eiser een heimelijke opname van dit gesprek en een vertaalde transcriptie daarvan.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de authenticiteit van de overgelegde opname niet vast staat, omdat het verloop van het gesprek volgens verweerder afwijkt van wat bij verweerder bekend is over dergelijke gesprekken in zaken van andere vreemdelingen. Verweerder vindt bevestiging van het verloop van het gesprek door een onafhankelijke derde nodig. De rechtbank is van oordeel dat eiser, alles bij elkaar genomen, een begin van bewijs heeft geleverd van de authenticiteit van de door hem overgelegde opname en dat van hem niet meer kan worden verwacht. Het is aan verweerder om, indien hij dit nodig acht, nader onderzoek te doen. Het beroep is gegrond.
Rb Arnhem NL17.14923, 16.1.18
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2018:473