Rb: VBL tijdens art-64 procedure

Ondanks dat de minister heeft aangegeven geen uitzettingshandelingen te gaan verrichten vanwege de artikel 64 aanvraag, betekent dit niet dat er sprake is van rechtmatig verblijf. De rechtbank volgt eiseres dan ook niet in het standpunt dat het niet hebben voldaan aan de rechtsplicht om uit eigen beweging Nederland te verlaten niet op goede gronden aan haar kan worden tegengeworpen in het kader van oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel. Omdat eiseres geen rechtmatig verblijf heeft en zij zich niet onmiddellijk naar Uganda heeft begeven, rust op haar de rechtsplicht om uit eigen beweging Nederland te verlaten en mee te werken aan haar vertrek. Doordat eiseres geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland, heeft zij geen recht op opvang van het COa.

De rechtbank is verder van oordeel dat de minister de door eiseres aangedragen omstandigheden voldoende heeft betrokken in het besluit. Eiseres behoudt, zoals de minister terecht stelt, door de vrijheidsbeperkende maatregel recht op en toegang tot medische zorg.

Het beroep is ongegrond.
Rb Groningen NL25.5595, 14.3.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:4012