EHRM IM: recht op opvang asielzoekers België

148 vreemdelingen van verschillende nationaliteiten verblijven in België zonder onderkomen. Ze hebben verzoeken ingediend bij de Brussels Labour Court wegens het risico op ernstige en onomkeerbare aantasting van hun menselijke waardigheid, en hebben verzocht Fedasil (het Belgische COA) op te dragen te voldoen aan de wettelijke verplichting. In elke van deze zaken beval het Hof Fedasil om de vreemdelingen op te vangen in een opvangcentrum, of een hotel of andere geschikte faciliteit indien geen plekken beschikbaar zijn in het centrum. Deze verplichtingen zijn tot op heden niet ten uitvoer gebracht. De vreemdelingen hebben verzocht om een interim measure, gebaseerd op artikel 3 EVRM.

Het Hof oordeelt als volgt. Op 15 november 2022 heeft het Hof een interim measure toegewezen en de Belgische staat opgedragen te voldoen aan de opdracht van de Brussels Labour Court om de vreemdelingen onderdak en materiële hulp te bieden en in hun basisbehoeften te voorzien gedurende de duur van de procedure bij het Hof. Het Hof vestigde de aandacht op het beginsel dat niet-nakoming door een Lidstaat een schending van artikel 34 EVRM kan inhouden. Het Hof wijst er ook op dat Interim Measures worden beslist zonder vooruit te lopen op eventuele latere beslissingen over de ontvankelijkheid of gegrondheid van de zaak. Het Hof willigt dergelijke verzoeken slechts in bij wijze van uitzondering, wanneer de vreemdelingen anders een reëel risico op onomkeerbare schade zouden lopen.

Het hof kent een interim measure toe.
EHRM, no. 48987/22, Msallem en 147 anderen t. België, 15.11.22
https://hudoc.echr.coe.int/eng-press?i=003-7491508-10277706