Hoge Raad: geen straf hulp illegale overkomst bij humanitaire redenen

De HR maakt de volgende algemene opmerkingen. Uit de totstandkomingsgeschiedenis van art. 197a Sr volgt dat aanvankelijk is voorgesteld om in deze bepaling, waarin mensensmokkel ook zonder winstbejag strafbaar werd gesteld, een zgn. humanitaire clausule op te nemen. Die clausule is geschrapt, omdat die mogelijk tot een te ruime uitleg zou leiden en (rechts)personen die uitsluitend om humanitaire redenen hulp hebben geboden, ook zonder uitdrukkelijke wettelijke rechtvaardigingsgrond straffeloos zullen blijven (Handelingen EK 2004-2005, 388).

Handelen op humanitaire gronden kan onder omstandigheden o.g.v. een algemene strafuitsluitingsgrond in de weg staan aan de strafbaarheid van (de dader van) de in art. 197a Sr omschreven mensensmokkel. Daarbij kan vooral gedacht worden aan noodtoestand; de pleger heeft, staande voor de noodzaak te kiezen uit onderling strijdige plichten en belangen, de zwaarstwegende laten prevaleren. In bijzondere gevallen zou ook denkbaar zijn een beroep op psychische overmacht; een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijs geen weerstand kon en hoefde te bieden.

Of een beroep op een dergelijke strafuitsluitingsgrond slaagt, hangt af van de omstandigheden van het geval. In het bijzonder kan worden gedacht aan humanitaire bijstand zonder enig oogmerk van eigen bevoordeling aan een vreemdeling van wie aannemelijk is dat hij in een zijn leven of veiligheid bedreigende noodsituatie verkeert en die bij zijn vlucht redelijkerwijs niet op andere wijze kan worden geholpen dan door hem wederrechtelijk naar Nederland of in Nederland verder te brengen.

Vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de opgelegde straf.
Hoge Raad (straf), nr. S 14/05623, 16.5.17
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2017:888