HvJ EU: tijdelijk AZC-verbod als straf is in strijd met menselijke waardigheid, zeker voor amv

Deze Afghaanse alleenstaande minderjarige heeft in België een asielaanvraag ingediend en is in de opvang geplaatst. In het opvangcentrum is hij betrokken geraakt bij een gevecht. Als gevolg hiervan is hij voor de duur van 15 dagen uitgesloten van de materiële opvangvoorzieningen en heeft hij naar eigen zeggen geslapen in parken in Brussel en bij vrienden. Naar aanleiding hiervan zijn prejudiciële vragen gesteld aan het Hof.

Het Hof verduidelijkt dat de sancties waarnaar verwezen wordt in art. 20(5) Opvangrichtlijn objectief, neutraal, gemotiveerd en proportioneel moeten zijn tot de specifieke situatie van de vreemdeling en onder alle omstandigheden een waardige levensstandaard moeten verzekeren. Het intrekken van alle materiële opvangvoorzieningen gerelateerd aan huisvesting, eten of kleding, al is het maar tijdelijk, is niet verenigbaar met het vereiste om te zorgen voor een waardige levenstandaard. Een dergelijke sanctie weerhoudt de vreemdeling ervan te voorzien in zijn basisbehoeften en voldoet niet aan het proportionaliteitsvereiste. Indien het gaat om een alleenstaande minderjarige vreemdeling, die als kwetsbaar wordt aangemerkt onder de Opvangrichtlijn, moet bij het opleggen van sancties extra aandacht worden besteed aan de situatie van de minderjarige en het proportionaliteitsbeginsel. De sancties moeten in dat kader worden genomen met het oog op het belang van het kind.

HvJEU, C-233/18, Haqbin v. Federaal Agentschap voor de opvang van asielzoekers, 12.11.19
http://curia.europa.eu/juris/document/document.jsf?text=&docid=220532&pageIndex=0&doclang=NL&mode=lst&dir=&occ=first&part=1&cid=3824485