Rb: arbeid toegestaan in bezwaarfase na afwijzing Chavez-zaak

Verzoeker heeft in 2018 een aanvraag gedaan voor verblijf bij zijn Nederlandse minderjarige dochter. Ten tijde van de aanvraag is hem een verblijfssticker 'verblijfsaantekening voor gemeenschapsonderdanen' verstrekt, met de aantekening 'arbeid toegestaan, tewerkstellingsvergunning niet vereist'. Na het instellen van bezwaar tegen de afwijzing van zijn aanvraag, is verzoeker een verblijfssticker 'verblijfsaantekening voor gemeenschapsonderdanen' met de aantekening 'arbeid niet toegestaan' verstrekt. Het onderhavige verzoek tot treffen van een vovo ziet op deze laatste verblijfssticker en strekt ertoe de SvJ&V te gelasten aan verzoeker de aantekening 'arbeid is toegestaan' te verlenen.
Uit par. B10/2.2 Vc volgt dat de SvJ&V aan een familielid dat wil verblijven bij een Unieburger onmiddellijk na indiening van de aanvraag voor toetsing aan het EU-recht de 'Verblijfsaantekeningen gemeenschapsonderdanen' verstrekt met de aantekening dat het familie mag werken. Hieruit volgt dat het recht om arbeid te mogen verrichten gekoppeld is aan het rechtmatig verblijf. Uit par. B10/2.3 Vc blijkt ondubbelzinnig dat het instellen van bezwaar tegen een beslissing gericht op de vaststelling dat er geen rechtmatig verblijf is, opschortende werking heeft. Dit betekent dat de rechtsgevolgen van de afwijzing van de aanvraag, het ophouden van rechtmatig geacht verblijf en daaraan gekoppelde recht om arbeid te verrichten, worden opgeschort totdat is beslist op het bezwaar. Gedurende de procedure tot vaststelling van rechtmatig verblijf dient o.g.v. het geldende beleid de aantekening 'arbeid is toegestaan' te worden verleend.

De SvJ&V dient de arbeidsmarktaantekening 'arbeid is toegestaan' in het paspoort van verzoeker te plaatsen totdat op het bezwaar tegen de afwijzing van zijn aanvraag is beslist.

Vzr Rb Haarlem, AWB 19/3319, 10.5.19