Rb: belang van kind meewegen bij opleggen terugkeerbesluit vader van NLs kind

Eiser heeft verklaard dat hij al acht jaar samenwoont met zijn NLse vriendin en hun zoon in Amsterdam. Ook verklaart eiser dat hij voor hun zoon zorgt als zijn vriendin aan het werk is. Hierbij geeft eiser de naam van zijn vriendin en hun gezamenlijke woonadres. Eiser heeft desgevraagd ook verklaard dat hij niet de biologische vader is van zijn zoon.

De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris naar aanleiding van de verklaringen van eiser onvoldoende heeft doorgevraagd naar het mogelijke afgeleide verblijfsrecht van eiser. Het had op de weg van de staatssecretaris gelegen om eiser nader te bevragen of hij het kind, waarvan hij niet de biologische vader zegt te zijn, heeft erkend, of hij het gezag over het kind heeft, of de biologische vader van het kind nog in beeld is en wat de zorgtaken van eiser inhouden. De rechtbank volgt niet het standpunt van de staatssecretaris dat uit verklaringen die eiser in 2016 heeft gegeven over zijn relatie kan worden opgemaakt dat het zeer onwaarschijnlijk is dat eiser een afgeleid verblijfsrecht op grond van het arrest Chavez-Vilchez heeft, zodat doorvragen of nader onderzoek achterwege kan blijven. Reeds gezien het ruime tijdsverloop bestond er aanleiding om te bezien of de situatie van eiser sindsdien gewijzigd is. Dit blijkt te meer uit het e-mailbericht van de vriendin van eiser van 6 oktober 2023, waarin zij bevestigt dat zij met eiser een relatie heeft, dat zij een gezamenlijke zoon hebben en dat eiser zorgtaken voor die zoon vervult.

Het aanvullend terugkeerbesluit is niet zorgvuldig voorbereid en onterecht opgelegd. De beroepsgrond slaagt.
Rb Arnhem NL23.31430 en NL23.31463, 11.10.23
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2023:16582