Rb: bij geringste aanwijzing mensenhandel bedenktijd aanbieden, niet in bewaring stellen

Eiseres is staande gehouden door het prostitutie controle team van de politie Oost-Nederland in een woning waarin een week eerder twee prostituees waren aangetroffen. Tijdens de controle was er naast eiseres een – kennelijk – naakte man aanwezig in de woning en hebben de verbalisanten onder andere condooms en glijmiddel aangetroffen. Tijdens het gehoor voor inbewaringstelling heeft eiseres verklaard dat zij bezig was om met haar vriend filmpjes te maken voor [website] , YouTube en Instagram en dat zij haar geld verdient met de filmpjes op [website] . Haar inkomsten stuurt zij op naar haar familie in Colombia. Als zij niet werkt, heeft zij geen geld....

De rechtbank overweegt dat er, gezien de omstandigheden, voor de politie ten minste geringe aanwijzingen hadden moeten bestaan voor mensenhandel. De politie had eiseres daarom de bedenktijd moeten aanbieden. Dat eiseres tijdens het gehoor voor inbewaringstelling een asielaanvraag heeft ingediend en heeft verklaard dat de man in de woning haar vriend was, maakt het voorgaande niet anders. De rechtbank leidt uit paragraaf B8/3.1 van de Vc af dat de asielaanvraag niet vóór gaat op de B8-regeling. Dat eiseres in eerste instantie heeft verklaard dat de man in de woning haar vriend was, is niet doorslaggevend aangezien hij samen met haar de filmpjes voor [website] aan het maken was.

De politie had eiseres dus bedenktijd moeten bieden en had haar niet in vreemdelingenbewaring mogen stellen. Voor de stelling van de staatssecretaris ter zitting dat een vreemdeling onder de B8-regeling kan vallen terwijl deze zich in bewaring bevindt, vindt de rechtbank geen steun.

Het beroep is gegrond en de maatregel van bewaring is vanaf het moment van opleggen daarvan onrechtmatig.
Rb Utrecht NL23.35960, 27.11.23
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2023:18371