Rb: geen recht op opvang tijdens Dublin-vovo ondanks rechtmatig verblijf (zie ook hieronder)

De vreemdeling heeft de aanzegging gekregen van het COA om de opvang te verlaten. Hij heeft verzocht om behoud van opvang. De staatssecretaris stelt dat de afwijzing van de asielaanvraag vanwege Dublin van rechtswege tot gevolg heeft dat de Rva-verstrekkingen worden beëindigd. De vreemdeling stelt dat de opvang moet worden voortgezet, omdat hij de behandeling van de vovo in Nederland mag afwachten. Hij heeft geen andere middelen om in zijn levensonderhoud te voorzien. De vreemdeling doet tevens een beroep op artikel 3 EVRM.

De voorzieningenrechter oordeelt dat het feit dat de vreemdeling de behandeling van de vovo in NL mag afwachten, niet tevens impliceert dat hij recht heeft op Rva-voorzieningen. Uit vaste Afdelingsjurisprudentie volgt dat er geen recht is op opvang in situaties die niet zijn voorzien in de Rva, tenzij zich een acute medische noodsituatie voordoet. In dit geval is het niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is van zodanige omstandigheden. Het beroep op artikel 3 EVRM kan de vreemdeling ook niet baten, omdat dit onvoldoende onderbouwd is.

Vovo afgewezen.
Rb Zwolle, NL17.7091, 22.8.17