Rb: Iraakse identiteit onvoldoende onderbouwd na afgewezen asielaanvraag als Iraniër

De vreemdeling is in 2009 naar Nederland gekomen, en is na afwijzing van zijn asielaanvraag uit Nederland vertrokken. Sindsdien staat hij in de BRP ingeschreven als niet-ingezetene met de Iraanse nationaliteit. In 2018 heeft hij een verblijfsvergunning aangevraagd met een andere geboortedatum en de Iraakse nationaliteit. Hiervoor dient hij zijn persoonsgegevens in de BRP aan te laten passen. In geschil is of de vreemdeling brondocumenten heeft overgelegd en of het verband tussen de vreemdeling en de persoon op de documenten kan worden gelegd.
De vreemdeling heeft brondocumenten overgelegd, namelijk een kopie van een Iraaks paspoort, kopie van een Iraaks identiteitsbewijs, kopie van een Iraakse nationaliteitsverklaring, een origineel Iraaks identiteitsbewijs en een originele ‘entry copy census’ uit Irak.

De rechtbank oordeelt dat het college de persoonsgegevens in de overgelegde documenten niet in de BRP hoefde te verwerken. Met betrekking tot het paspoort en de andere brondocumenten is niet duidelijk geworden welk onderzoek de Iraakse autoriteiten hebben verricht voorafgaand aan de afgifte daarvan. Vreemdeling heeft die onduidelijkheid niet kunnen wegnemen. Alle overgelegde documenten zijn na de migratie van de vreemdeling naar Nederland afgegeven en de onderliggende documenten van voor de migratie ontbreken. Vreemdeling heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij niet meer documenten kan overleggen en dat hem dit niet kan worden verweten.

Beroep ongegrond.
Rb Haarlem HAA 22/202, 7.10.22
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBNHO:2022:8864